Meesterschap in muziek: Kapitein Alfred Willering over zijn eindexamenconcert

Kapitein Alfred Willering, dirigent van de Fanfare ‘Korps Nationale Reserve’, rondt zijn masterstudie Directie HaFaBra af met een bijzonder eindexamenconcert. Met meer dan dertig jaar ervaring op zak was het voor hem geen kwestie van een papiertje halen, maar van zichzelf muzikaal verder ontwikkelen. In aanloop naar dit concert kijkt hij terug op wat hij heeft geleerd en deelt hij zijn plannen voor de toekomst, zowel voor zichzelf als voor het orkest dat hem zo nauw aan het hart ligt.

Meer dan een papiertje

‘Zien leren, doet leren’, dat geldt zeker voor Alfred. Zijn belangstelling voor de masteropleiding directie werd gewekt tijdens de masterclasses van Alex Schillings, waaraan de FKNR al enkele jaren meewerkt. ‘Op de opleiding zoeken ze altijd naar stageorkesten. Amateurorkesten zijn geweldig, maar de FKNR is toch van een andere orde. We zijn een militair orkest, we dragen uniform, dat geeft meteen een andere sfeer, ook muzikaal.’

Alfreds motivatie was puur inhoudelijk: ‘Toen ik Alex aan het werk zag, dacht ik: hij heeft zóveel kennis, daar wil ik van leren. Het ging me niet om het diploma, maar om de inhoud. Waarom kiest een componist een bepaalde kleur? Wat verander je in een partituur? Toen ik begon te studeren, merkte ik gelukkig dat ik al veel goed deed. Dat gaf vertrouwen.’

‘De afgelopen twee jaar verliepen goed, vooral het praktijkgedeelte. Ik heb veel met piano gewerkt en talloze partituren en componisten leren kennen.’ De praktijk beviel hem het meeste: ‘Wat ik vooral heb meegenomen, is het verhaal áchter de muziek, van componist tot partituur. Hoe vertaal je dat verhaal naar je handen, zonder woorden? Dáár zit de kunst. Je kunt een orkest een halfuur toespreken, maar beter nog laat je het zien: in je gebaren, je mimiek. Dan spreekt de muziek vanzelf.’

Muzikale lijnen in hart en handen

Het programma van het eindexamenconcert weerspiegelt Alfreds muzikale roots: klassiek, met heldere lijnen. ‘Samen met Alex heb ik het samengesteld, maar ik koos vooral werken die bij me passen. Niet te modern; ik ben opgegroeid met de klassieken. Die muzikale lijnen, die voel ik in mijn hart én in mijn handen.’”

Bij een masterexamen hoort natuurlijk ook een technisch huzarenstukje. In dit geval is dat Derivations, van componist Marco Pütz. ‘Qua dirigeren zit de uitdaging vooral in de verschillende maatsoorten. Om dat allemaal in je handen en je hoofd te krijgen, dat is wel een uitdaging.’ Niet alleen voor de dirigent is dit werk een flinke klus, ook het orkest moet hard aan de slag. Alle secties komen aan bod en ook het slagwerk speelt een bijzondere rol: ‘In dit werk is het slagwerk echt een extra kleur in het orkest. Veel componisten voegen aan het einde slagwerk toe. Pütz niet; hij schrijft noot voor noot en schrijft direct het slagwerk erbij. Dat zie en hoor je door de hele compositie heen.’

Ook Aurora van Eric Swiggers staat op het programma, net als Ouverture du Pirate van Paul Gilson. ‘Swiggers schrijft met gevoel voor lijn en balans. Zijn muziek klinkt gewoon goed. Je hóórt waar het over gaat, zonder uitleg. Dat is de kracht van muziek.’

Over Gilson: ‘Zijn instrumentatie is bijzonder, zeker voor zijn tijd. Hij schreef Ouverture du Pirate oorspronkelijk voor fanfare zonder saxofoons, maar voegde die later toe, gelukkig maar. Zo komt het hele orkest tot zijn recht.’

Eindexamen met ‘zijn’ FKNR

Voor Alfred is het examen natuurlijk een bijzonder moment, maar het is vooral een concert waar hij ‘zijn’ FKNR kan laten schitteren: ‘Ik zie mijn examen als een mooi concert wat ik daar ga geven met de bagage die ik de afgelopen twee jaar heb opgedaan en daar in de praktijk kan brengen, met twee hele mooie orkesten. Ik ben ontzettend trots dat de FKNR op mijn eindexamen speelt. Ik heb zo veel reacties van mensen uit het veld gekregen, mensen die echt weten waar ze het over hebben. Zij zeggen; ‘die fanfare klinkt als een klok’ en dat is ook zo. Veel mensen hebben niet in de gaten op wat een muzikaal peil de FKNR op dit moment zit. Dat heb ik niet alleen gedaan, dat hebben we met z’n allen gedaan. De staf en het orkest wat zich elke zaterdag het snot voor de ogen speelt. Daar ben ik zo ontzettend trots op, dat is echt ongelofelijk. Het gaat me om dat wij samen FKNR zijn, inclusief tamboers.’

Toekomst

Hoewel Alfred genoot van de studie, heeft hij geen gebrek aan toekomstplannen: ‘Na mijn examen kijk ik allereerst uit naar de taptoe, naar onze concerten in het najaar en vooral naar het verder bouwen aan de FKNR. Er zit nog veel meer in: we kunnen nog veel meer routine krijgen, we kunnen nóg beter worden. We hebben veel nieuwe mensen en het is steeds een uitdaging om die ook echt in de groep te krijgen. Gelukkig lukt dat goed, zowel muzikaal als sociaal. Dat zie je ook als muzikanten van andere orkesten bij ons komen invallen; er heerst binnen het orkest echt een fijne sfeer. Er wordt met intentie en met plezier muziek gemaakt: dat is het DNA van dit orkest. Dat maakt het zo prettig om mee te werken. Iedereen wíl aanwijzingen, wíl leren. Natuurlijk is het hard werken, maar het speelplezier en het plezier om  in deze organisatie te werken zit in ons allemaal. Dat zie je in alles en dat ziet ons publiek ook.’